Taal tussen 1 en 2 jaar
Een baby huilt, maakt geluiden en later gebaren – dat is al een begin van de taalontwikkeling. Daarmee maakt je kind duidelijk wat het wil. Als ouder reageer je daarop en praat je tegen je kind. Zo leert je kind woorden en zinnen begrijpen en later ook spreken.
Eerste woordjes
Rond één jaar spreken kinderen het eerste woordje, bijvoorbeeld mama, papa of bal. Al snel spreekt je kind ‘één-woord-zinnen’; met één woord bedoelen ze dan een hele zin. ‘Ete’ betekent meestal: ‘Ik wil eten,’ of ‘Ik wil niet eten.’
Je kind doet je na. Doordat je kind jou imiteert, leert het steeds meer woorden en oefent je kind hoe het de woorden moet uitspreken. Nadoen hoort bij de normale taalontwikkeling van je kind.
Tussen één en twee jaar gaat je kind zinnen van twee woorden maken, bijvoorbeeld: ‘Pop ete.’ Je kind begrijpt eenvoudige opdrachten en zinnen, zoals: ‘Waar is de auto?’ Ook kan je peuter lichaamsdelen aanwijzen bij een pop, zoals de neus of de voet. In deze fase begint je kind steeds meer eenvoudige woorden te zeggen. Rond 18 maanden kunnen de meeste kinderen minimaal tien woorden zeggen.